De Manna machine
Voordat de Joden 1500 jaar BC uit Egypte vertrokken was er alleen sprake van polytheisme. Een van de goden wilde een volk voor zichzelf. Hij maakte dat volk niet bekend dat hij een van de goden was, toonde zijn gezicht niet en noemde zijn naam niet. Als hij het alleenrecht op het God-zijn niet claimde was hij slechts een van de groep en dat was hem niet genoeg. Hij zei de Joden dat hij de enige God was en dat hij hen had uitverkoren als zijn volk en naar een beloofd land zou begeleiden.
Toen ze goed en wel op weg waren in de Sinai-woestijn kreeg het volk honger en na voldoende geklaag zorgde Jahweh ervoor dat er dagelijks voldoende manna te eten zou zijn. De goden kenden meer techniek dan wij na nu nog meerdere eeuwen zullen verwerven en daardoor kon Jahweh hen een machine geven die tientalle jaren dagelijks voldoende voedsel kon produceren. Die machine werkte zes dagen ononderbroken en moest op de zevende dag zorgvuldig schoongemaakt worden. Daar danken wij onze vrije zondag aan. Het manna kwam in twee voorraadkamers: een voor de door de weekse dagen en een tweede waar het voedsel voor zondag opgespaard werd.
Jahweh was niet bij zijn volk, hij was op grote afstand en daarom zorgde hij voor communicatie via de Ark des Verbonds. In die Ark was een soort radio-apparatuur opgeborgen. Dit functioneerde met een energiebron die vrijwel eindeloos kon werken: een mini kernreactor werkend met plutonium. De twee figuren, cherubs, op de Ark was de antenne. De functie van de Ark was het bewaren van de goddelijke wetten en via het massief gouden deksel sprak Jahweh tot Mozes over alles wat het volk moest worden medegedeeld.
Jahweh kon het niet goed hebben als het monotheisme even vergeten werd. Hij vaardigde de tien geboden uit en schreef ze zelf op in stenen die hij aan Mozes gaf. Het eerste gebod was : “Vereer naast mij geen andere goden.” En het tweede gebod was: “Maak geen godenbeelden en vereer die niet want ik duld geen andere goden naast mij”. Een almachtige God geeft dergelijke geboden niet en zet ze zeker niet bovenaan, want dat heeft hij niet nodig. Daar staat hij ver boven.
Een zelfde soort energiebron als in de Ark kon gedurende vele decennia de manna-machine laten werken. De basis van het voedsel was een kweekbassin met chlorella-algen. Dat werd bestraald en zo vermeerderde de kweek zich. Het benodigde water werd via dauwcondensatie uit de lucht gehaald. De verkregen brei uit de algenkweek werd in diverse processen van filtering, destillatie en omvorming omgevormd tot het eetbare en voedselrijke manna. De goden zorgden ook voor zichzelf op deze manier in hun voedselbehoefte op hun lange reizen buiten de aarde.
Mijn impressie van die machine ziet u hier en die ga ik in 2012 maken. Misschien is hij al te zien op mijn expositie in het Cultureel Centrum in Maaseik in de maand februari 2012.
====================================================
Bronnen: De eeuwigheidsmachine – J. en P. Fiebag
Goden uit de kosmos – Alan Alfond