Dit werkstuk heb ik gemaakt op basis van wat ik van Neale Donald Walsch heb gelezen (een ongewoon gesprek met god en andere boeken van hem) en van Thorwald Dethlefsen (esoterische filosofie).
Volgens deze twee schrijvers (en natuurlijk ook heel veel anderen) is er een oorsprong van ons allemaal die er behoefte aan had om ervaringen op te doen. Dat kun je alleen als er sprake is van dualiteit en polariteit. Dus moest die oorsprong (god, of de universele levenskracht) een dualiteit scheppen. En daar leven we met zijn allen in. Dualiteit is er overal om ons heen, er is zelfs niets wat we kunnen waarnemen dat niet duaal is. Man en vrouw, koud en warm, positief en negatief, hoog en laag, lichaam en geest.
Met dat laatste wordt het spannend. Wat een lichaam is , weten we wel. Maar wat is een geest? Ik denk dat een geest een ziel is die zich verbonden heeft aan de duale wereld. Die ziel komt uit de niet-duale sfeer. Een lichaam op zich , bestaand uit cellen van bloed, spierweefsel, botten etc. is dood. Zonder een ziel kan het in een doodskist, is het eigenlijk niet veel meer dan een marmeren beeld.
Het gaat leven als er leven in zit. Wat is echter leven? Ik heb begrepen dat een ziel die zich bindt aan een lichaam het leven brengt. En dus eigenlijk leven is? Of dat lichaam nu gras, een boom een vis of een mens is, maakt niet veel uit: in al die lichamen die leven, komen de cellen tot leven door een geest. Die geest bindt zich niet aan het fysieke lichaam zoals wij dat zien, voelen en ervaren. Nee, het hecht zich aan een energielichaam dat in en rond die fysieke struktuur is.
Dat energielichaam ken ik via de yoga met name vanuit de chakra’s (de energie-knooppunten) en bij de acupunktuur prikken ze in de meridianen die ook energie-knooppunten zijn. Wie heeft dat astrale lichaam echter ooit gezien? Mijn boeide die vraag al lang.
Al weer 35 jaar geleden heb ik op zolder de experimenten van Kirlian nagedaan. Ik maakte een apparaat waar een heel hoge spanning op stond, zo’n 50.000 volt. De frequentie waarmee die spanning wisselde maakte ik instelbaar zodat ik de meest geschikte frequentie kon vinden. Dat alles had ik gemaakt ik met TV onderdelen. Als de draad waar de spanning op stond niet geisoleerd was, werd het spannend. Het punt waar die spanning op stond sproeide spontaan bliksempjes in het rond en het rook sterk naar ozon. Op dat punt legde ik dus een erg dikke laag isolatie, daarop een stukje van een fotorolletje en daarop weer mijn hand.
Ik sloot de stroom heel even aan en daarna ontwikkelde ik dat negatief en drukte het vervolgens op fotografisch papier af. Uiteindelijk had ik dan een foto van mijn hand met eromheen de aura!! Dat wilde ik ook doen met de hand van mijn Anne-Marie maar die voelde daar helemaal niets voor. Dat nam ik haar maar niet kwalijk, hoewel ik meende dat een experiment met slechts een proefpersoon een te weinig representatief geheel vormde. De buren heb ik maar niets gevraagd.
Daarna deed ik hetzelfde met wat vers geplukte bladeren en ook daarmee kreeg ik een afdruk met een aura. Ik ging verder en legde een magneet op het toestel, en jawel hoor : de magneetbanen waren keurig te zien. Toen trok ik echter een conclusie : het is allemaal nep!
Als alle leven een aura heeft en die kan ik zo waarnemen dan is de Kirlian fotografie natuurlijk heel mooi, want die bewijst iets dat we tot dusver niet konden zien. Als echter een per definitie dode magneet, gewoon een blokje ijzer, datzelfde beeld geeft, is de foto geen uitsluitend bewijs van een aura en dus van leven. Het kan immers ook een beeld van iets anders zijn, van magnetisme dat aan dood materiaal vast zit. En toen ben ik met die experimenten meteen gestopt.
Nu , zoveel jaar later, bedenk ik weer dat het een het ander niet uitsluit. Als die fotografie van een magneet een patroon van magnetische lijnen kan laten zien wil dat nog niet zeggen dat de fotografie van een levend lichaam met ook dergelijke lijnen nietszeggend is. Als er in een lichaam geen duidelijk magneetveld is en er wordt wel een lijnenpatroon getoond, dan kan dat heel wel een aura zijn.
Bij een magneet is het lijnenpatroon vast en regelmatig. Het voldoet aan wetmatigheden, met noord en zuidpool. Bij een levend wezen is het patroon wisselend. Zover ik gelezen heb is het soms regelmatig en soms juist niet. De kleuren (ik deed mijn experimenten in zwart wit) zijn ook wisselend afhankelijk van de stemming of de omstandigheden in het lichaam. Bij een zieke plek is er ook een duidelijk ander beeld.
Ik denk dat ik me er nog maar eens opnieuw in ga verdiepen. Het is ook wel leuk om met zoiets bezig te zijn.
Voorlopig neem ik voor waar aan dat er echt een energielichaam is bij alles wat leeft en dat de geest zich daaraan hecht zolang het lichaam leeft in de vorm van een ziel.
Nu terug naar mijn glas-in-lood van Templo del soul. Ik noemde dit zo omdat het lichaam een tempel van de ziel is. Die tempel bestaat uit een fysiek lichaam en een energielichaam. Ik gebruikte een yin yang achtig patroon om dit weer te geven en tekende daar een verbindende slinger door heen die de ziel en het leven weergeeft.
Er zit een cirkel omheen. Deze begrenst de persoon; we zijn immers nogal begrensd in allerlei opzichten. De cirkel geeft ook aan dat het een eenheid is, deze mens of dit levende wezen. De cirkel is ook symbool van oneindigheid, omdat er geen begin en geen einde te zien is in een cirkel. Deze symboliek is minder van toepassing gegeven het feit da iedere levend wezen dood gaat. Van de andere kant gaat het leven vrijwel oneindig door, van vader op zoon…
Deze cirkel met daarbinnen het fysieke lichaam en de ziel heeft zijn oorsprong in iets dat ongedeeld of niet onderverdeeld is: god of hoe we dat wensen te noemen. Dat is een rode cirkel, zonder enige onderverdeling, rood als de krachtigste kleur die er is en de afgeleide ervan als ziel in het levende lichaam is ook van die kleur een afgeleide.
Ik zei het: de ziel komt vanuit de oorsprong en is dus eigenlijk gelijk aan de oorsprong. Ik zie dat als volgt: pak een druppeltje water en leg dat onder een microscoop. Neem nu het kleinste te onderscheiden onderdeelte dat je nog kunt waarnemen onder de sterkste microscoop en noem dat mijn ziel. Dat allerkleinste deeltje is onzettend klein in relatie tot de druppel water. Die druppel water is ontzettend klein in een emmer water. Die emmer water is ontzettend klein ten opzichte van een rivier. Die rivier is niets vergeleken met een zee. Een zee is niets vergeleken met alle oceanen. Alle oceanan van miljarden planeten met leven zijn onvergelijkbaar groot van volume vergeleken met alle water op onze aarde.
De universele geest zie ik als alle oceanen van miljarden planeten en ikzelf ben dat onderdeel van dat druppeltje. En alle medemensen zijn ook allemaal zo. We zijn dus helemaal totaal niets vergeleken met de oorsprong en toch zijn we eraan identiek! Die ene druppel is niet anders van aard dat die onvergelijkbaar oneindig grote oorsprong.
Je ziet: er zit heel wat achter zo’n afbeelding.