Vandaag ben ik heel vroeg wakker geworden. Zo vroeg dat het nog helemaal donker was.
Na het opstaan, wassen , aankleden en eten is het nog steeds vroeg en ik ga naar buiten.
Het is zomer en de vogels kwetteren druk en het eerste schuchtere licht komt in het oosten tevoorschijn, heel donker rood. Een streepje tussen de zwarte hemel en heuvels.
Het is niet koud en ik ga zonder jas of trui wandelen. Na een korte wandeling kom ik bij een punt waar ik over de vallei uit kijk. Net over de rand van de toppen van de heuvels in de verte wordt de streep rood licht groter en dat gaat al het zwart en donkerte een beetje verdrijven. De contouren worden het en der zichtbaar. Over de vallei ligt als het ware een deken van mist. Ik kijk eigenlijk van boven neer op een wolk. Op een punt, bijna in het midden steekt een scherpe punt van de torenspits van het dorp door die deken heen. Die torenspits heeft een zwakke rode gloed over zich van het eerste licht.
Ik loop verder over een bochtig pad langs de helling van de heuvel en komt geleidelijk aan wat hoger. Door een draaiing van het pad is het zonlicht even buiten beeld en na een bocht komt dat weer tevoorschijn. De zon is nu zelf een heel klein beetje boven de heuveltop gekomen en er is ineens veel meer licht. Er zijn nog een paar wolken en aan de randen van die wolken is er een feest van contrasten. De wolken zijn grijs tot bijna zwart en langs randen schieten de zonnestralen alle kanten op. Het meeste licht is oranje in allerlei tinten, met flarden van rood, rose en paars. De zon zelf is donker geel, het licht eronheen is rood en naar boven toe wordt het steeds lichteen gaat het oranje worden. Nog weer hoger komen de eerste vlekken geel tussen de wolken.
Ik wandel verder en geniet van de frisse lucht. De stilte wordt alleen verbroken door een concert van vogels en een paar vogels vliegen door het vroege zonlicht. De vallei met het dorp is achter me en is niet meer te zien. In de plaats daarvan zie ik akkers met jong mais en grasvelden. Het pad loopt tussen het bos aan de linkerkant en de akkers en weilanden rechts van me. Links van me zijn de hellingen van de heuvels en rechts kan ik in de verte kijken.
De zon is weer hoger en is al helder aan het schijnen. Ik kan er niet meer recht in kijken. Allerlei tinten van groen omringen me. Donkere tinten groen van de bomen en struiken en lichtere kleuren groen van het mais en het gras. Tussen het gras staan her en der groepen gele bloemen. Er is helemaal niets dat de rust verstoort. Er zijn geen koeien in de weiden. Er is geen geluid van auto’s of andere geluiden van mensen, dat zijn dingen van een andere wereld. Ver van deze wereld.
Ik loop steeds maar verder en nader het punt waar ik ga omkeren. Ik heb nu bijna twee uur gelopen en dat is genoeg. De zon klimt steeds wat hoger en de gele en oranje tinten licht zijn weg . In de lucht zijn die enkele wolken van daarstraks verdwenen en de lucht is in de verte lichtblauw en kleurt naar boven toe meer donkerblauw. Het wordt lekker warm en ik voel bijna hoe de natuur zich voedt met het licht, hoe het groeit en hoe de uiteinden van de knoppen zich openvouwen en uitrekken in de warmte en het licht.
Ik heb zin om even uit te rusten. Ik loop de wei in, trek wat kleren uit en ga op het gras liggen. Ik strek mijn armen en benen languit en laat de warme zon op me komen. Ik geniet van de warmte, de rust en stilte, de stilte van de natuur en het geluidloze groeien en bloeien. Ik doe mijn ogen luikend open en zie de zee van klaprozen om me heen. Er is geen zuchtije wind en de klaprozen staan star en stil te wachten. Tot in de verte is er groen en rood en blauw. Dit is het leven en de energie en liefde die dit alles mogelijk maakt.
Na een tijdje stap ik weer eens op.
Ik wandel terug over het pad en de zomerzon wordt warmer en lichter. Het lijkt niet meer op het licht van daarnet. De zon lijkt wel een stralende bron van energie die alle kleuren verbleekt. Alle geel en groen en blauw komt bij elkaar. Alle liefde en groei en energie geven een blik op het inzicht dat ik zie wat er echt is. En dat dat meer is dan materie.
Na nog weer een uur lopen kom ik terug, ben thuis en ga naar binnen. Ik pak een glas wijn en ga ervan genieten op de bank.
De overgang is heel resoluut: van het felle licht buiten naar de donkerte van mijn kamer. Ik zit op de bank en zie de nagalm nog van daarnet, met alle licht en warmte.
Ik ga zitten op de bank in een houding van overgave en van luisteren. En dan zie ik mezelf, een eindje van me vandaan, in een spiegel. Ik zie dan mezelf als was ik iemand anders en zie een persoon die onschuldig in een spiegel afwacht op wat komen gaat. Ik zit in een kamer in de bergen en voel de energie om me heen, de opgekropte energie van de zon. De zon die ontwaakte, die over de toppen van de heuvels kroop, die de betovering van rood en oranje en geel gaf, die het liefderijke groen teweegbracht en die het schreeuwende blauw overstraalde.
Die zon is nu buitengesloten maar de energie laat zich niet door muren weerhouden. De energie vult de kamer . De kamer is een vat dat helemaal gevuld is met energie die erom vecht om zich te kunnen laten gaan.
En in het centrum daarvan zitten mijn spiegelbeeld in de nis en ikzelf.
Door mijn ervaringen bij het wandelen, de ervaring van energie en liefde in de kamer, komt er opeens een plotseling begrijpen van alles wat er is. Alles is overduidelijk en mooi en vanzelfsprekend, Ik ben in een toestand van alles begrijpen en ik ben opgenomen in een toestand waar geen plaats is voor iets anders dan eenheid en liefde. En heel veel kleuren en vormen van energie en leven..
Dit is een ervaring uit een ver land die ik nooit meer zal vergeten.
(dit werkstuk is gekocht door Mona, zie www.monapauline.com )
17-2-2017