Moniek en Elles

Het spel was ineens uit de lucht komen vallen. Iedereen speelde het. In de trein, in de bus, op de terrasjes, op het strand, in het park, voor de TV, op het werk. Ze speelden het op de PC, op de Ipad, op hun mobieltje, of met echte kaarten.  Het was een kaartspel. Met anderen of alleen, tegen de PC. Al dan niet op internet. Op alle manieren was het mogelijk om het spel te spelen en dus werd het op allerlei plaatsen gedaan. Al snel waren er allerlei speciale communities op internet.

Sudoku was een rage geweest, maar dat was niet te vergelijken met Elles. Het spel heette oorspronkelijk Lucky Strike maar dat werd al gauw Elles genoemd.      

Het was eigenlijk een gewoon kaartspel, en in wezen best eenvoudig. Het aantrekkelijke en nieuwe ervan was de afrekening. Dat was niet in punten. Het was op een manier waarop geld verdiend kon worden.  Iedere keer als je een slag won verdiende je geld. Er werd gespeeld voor euro’s, maar ook voor tien euro per slag. De computer-versie op internet ging meestal met tientjes. Je moest dan altijd minimaal een tegoed van veertig euro hebben staan om mee te kunnen doen.

De meeste mensen speelden uiteindelijk wel quitte. Ze verloren evenveel keren als dat ze wonnen. Er werd ook de stand bijgehouden: wie vaak won, en vooral wie het meeste had gewonnen. Topscorer was al een hele tijd iemand die met Elles in totaal 25.000 euro via internet had gewonnen.

Dat was zo totdat Moniek mee ging doen. Lang had ze zich geërgerd aan Elles. Iedereen om haar heen was steeds druk bezig met Elles en dan voelde ze zich een beetje buitenstaander. Iedereen om haar heen praatte steeds maar over Elles. Welke de goede strategieën waren, en hoe je de kaarten het beste kon spelen. Spelletjes werden nagespeeld en nog eens herhaald. Eigenlijk hield Moniek niet van dat soort spellen, maar uiteindelijk ging ze toch maar overstag, en ging ze meedoen.

Ze kreeg al gauw de naam van Lucky Moniek want ze won altijd. Na honderd spelletjes had ze er tachtig gewonnen. Die twintig had ze vooral in het begin verloren. De winst was per spel meestal vijf tot vijftien euro. Niemand vond het erg om dat soort bedragen te verliezen want normaliter ging je ’s avonds naar bed met evenveel winst als verlies. Maar nu ging het anders. Van haar beste vriendinnen had Moniek al gauw 250 euro tegoed en van andere vriendinnen had ze ook al veel verdiend. Ze gaf dat geld uit aan leuke kleding en zag er strak uit.

ENIGMA

De vriendinnen speelden na enige tijd liever niet meer met haar want ze moesten steeds betalen en dat zat ze niet lekker. Dus ging Moniek overal Lucky Strike spelen waar ze maar de kans kreeg en dat was overal. Waar ze ook kwam waren er mensen met spelkaarten of computers Elles aan het spelen. En na weken spelen was ze vrijwel ongeslagen.

Spelers van Elles

In het spel moeten slagen gehaald worden. Je kunt maximaal twaalf slagen halen en na iedere gehaalde slag wordt de volgende slag duurder. Als je dan eens een slag mist ben je het hele in dat spel opgebouwde saldo kwijt en begint de winst per slag weer op het lage bedrag per slag. Moniek verloor altijd wel een of twee slagen en daardoor haalde ze nooit het maximum. Maar dat was ook bijna onmogelijk.

Na enkele maanden was Moniek er zo bedreven in dat ze dus nooit meer verloor en altijd won. Op internet werd ze topscorer. Er waren ook TV-programma’s die met Elles werkten en de topscoorders werden daar uitgenodigd om tegen elkaar te spelen. Het bedrag per slag was daar honderd euro en daardoor kon je heel veel geld verdienen. Iedere TV-kijker kon in de kaarten van alle spelers kijken en commentatoren legden uit hoe de spelers hun spel speelden. Ze legden uit welke strategie gehanteerd werd en welke verrassende wendingen het spel soms nam.

Moniek won ook op TV alles en de commentatoren zochten zich suf naar de verklaring daarvan. Zij zagen natuurlijk ook welke speelwijze Moniek hanteerde maar toch begrepen zij niet hoe Moniek het klaarspeelde om altijd maar te winnen. Moniek wist dat wel, maar ze hield dat angstvallig voor zich: ze gebruikte haar zesde zintuig! Zij wist van tevoren al hoe het spel zou verlopen en maakte daar gebruik van. Zij doorzag alles en daardoor was Elles voor haar kinderspel en was het voor haar simpel om altijd te winnen. In haar jeugd was ze er zich niet van bewust dat zij dingen zag die anderen niet zagen. Zij dacht vroeger dat iedereen hetzelfde was, maar daar kwam ze wel achter.

Ze verloor nooit en werd rijk. Ze zag er jong en knap uit, altijd in de mooiste kleren. Maar zo rijk als ze werd, zo arm werd ze ook. Haar vriend verliet haar en haar vriendinnen moesten steeds vaker nog vlug ergens heen of nog van alles doen als zij verscheen. Ze zag er leuk uit en kwam in haar mooie nieuwe auto langs de terrasjes waar druk Elles werd gespeeld. Iedereen kende haar op het laatst maar ook had iedereen wel een smoes als zij met mensen wilde spelen.

Zij werd Lucky Moniek genoemd maar ze werd steeds meer unlucky.

“Met het winnen stijgt het verlies”, dacht ze bij zichzelf.

Ze probeerde dit verlies te beperken door opzettelijk te verliezen als ze met haar vriendinnen speelde, maar die hadden dat al snel in de gaten en trapten daar niet meer in. Toen hun schuld aan Moniek bijna weg was doordat Moniek expres verloor bleven de vriendinnen ook weg omdat ze niet met haar wilden spelen.

Het succes van het spel Lucky Strike zit hem in het toeval, want je wist nooit hoe de kaarten verdeeld zaten, en in de mogelijkheid om strategisch te spelen. Als je goed strategisch speelde kon je vaker winnen dan verliezen. Normaliter zorgde het toeval er echter voor dat de kans op winst of verlies ongeveer gelijk bleef. Moniek verstoorde dit evenwicht. Ze zag dat het geen toeval was. Haar zesde zintuig zag de wetmatigheid van het vallen van de kaarten. Ze zag dat de verdeling van de kaarten over de spelers ook geen toeval was en ze speelde daar op in. Ze wist dat het alleen maar toeval leek maar niet was.

Ze was niet dom en ze besefte maar al te goed dat iedereen om haar heen haar links liet liggen. Anderen vonden het wel leuk om door haar getrakteerd te worden op een terrasje maar een spelletje Elles was er niet meer bij.

Op een bijzonder moment maakte ze een plotseling einde aan deze situatie. Op de TV, bij de uitreiking van een belangrijke prijs van Lucky Strike, tachtigduizend euro, kondigde ze aan dat ze vanaf dat moment stopte met spelen. Ze gaf die hoofdprijs plus wat ze in eerdere wedstrijden op TV verdiend had, samen drie ton, weg aan een goed doel voor de armen in haar stad.

Toen haar gevraagd werd naar de achtergrond van haar succes en haar stoppen met spelen zei ze:

Toeval bestaat niet, winnen is verliezen en met het bezit stijgen de zorgen.

 

 

 

 

 

 

 

Ik waterdruppel.

Ik ben onafzienbaar groot en toch heel klein. Ik ben een druppel water in de oceaan.

De zon schijnt fel. Het is midden op de dag en de zon is echt heet. Hij spiegelt op het wateroppervlak, maar het water wordt er toch evengoed warm van. Om me heen is er niets anders dan meer van hetzelfde. Er is wateroppervlak zover als ik kan zien en er is niets anders zover als ik kan zien. Ik weet ook uit verhalen van anderen dat het voorbij de horizon alleen maar verder gaat.

Onder me is ook alleen maar water, ook heel veel en heel diep, maar niet zo eindeloos diep als het oppervlak ver is.

Ooit ben ik op een heel lange reis van beneden naar boven gekomen. Daar beneden was het toen koud en ik rilde en trilde langzaam. Hierboven vibreer ik heel zacht en heel snel. Ik kan met tellen niet bijhouden zo snel als ik tril. Daar beneden was het donker en ik kon daar alles goed onderscheiden want mijn ogen waren daaraan gewend en ik zag alles prima. Maar hierboven is alles anders. Ik leef in een veel hoger tempo. Dat zal wel aan de warmte en het licht liggen. Het lijkt wel of alles gehaast is en er is amper tijd om te verwerken wat ik allemaal ervaar. Golfjes, wind, wolken, zon, de nacht, de sterren ’s nachts.

Ik weet dat de oceaan achter de horizon doorgaat en doorgaat. Als ik sneller zou kunnen zwemmen dan nu zou ik er nog heel lang over doen om het einde te bereiken. Ik heb dat ooit geprobeerd, om het einde te bereiken. Ik zwom en zwom. Ik kon de dagen en daarna de maanden niet meer tellen, zo lang zwom ik. En toen, na een eindeloos lange tocht was ik, denk ik, verdwaald. Ik kwam er namelijk achter dat ik weer terug was op de plaats vanwaar ik vertrokken was.

Weer een tijd later bedacht ik wat er fout gegaan moest zijn. Ik bedacht dat ik een bepaalde bocht gemaakt moest hebben. Ik zwem namelijk met mijn rechterkant een klein tikje sneller dan met mijn linkerkant. Ik had geen vast punt voor me en daardoor zal ik wel een flauwe bocht naar links gemaakt hebben. Als je steeds maar geen vast punt voor je hebt waar je heen koerst dan kun je zo uiteindelijk een heel grote cirkel gemaakt hebben. En zo moest het gebeurd zijn, dat ik uiteindelijk op de zelfde plaats weer uitkwam. Toen wist ik dat ik het nog eens moest doen.

 

ik ervaar

 

 

(Noot: zie onderaan )

De tweede keer pakte ik het anders aan. Ik berekende de stand van de zon en stelde vast als hij helemaal bovenaan stond dat hij dan altijd op dezelfde plaats stond. Op andere posities stond hij lager en aan de hand van de mate waarin hij lager stond kon ik bepalen waar het maximale punt zou geweest zijn en zo kon ik een vaste positie vasthouden. Het was niet gemakkelijk om dat steeds te bepalen maar ik had alle tijd van de dag. Bijkomend voordeel was dat ik me beslist niet verveelde op de lange reis. ’s Nacht pakte ik de poolster als baken.

Ik ging op pad en zwom de ene maand na de andere. Er kwam geen einde aan. Een paar keer zag ik in de verte vogels en die wezen me de weg. Ze seinden me toe dat ik op barrieres zou stuiten en zij wezen me hoe de beste route zou zijn om de reis over de oceaan toch verder te vervolgen. Na een paar jaar kwam er weer zo’n situatie, maar weer waren er vogels die me de weg wezen.

Na ruim tien jaar was ik weer terug op mijn vertrekpunt. Ik wist zeker dat ik geen cirkelbeweging had gemaakt en ook wist ik zeker dat ik op mijn vertrekpunt terug was aangekomen. De andere druppels die altijd om me heen waren geweest voordat ik vertrok heetten me namelijk dolenthousiast welkom terug.

Toen wist ik het zeker: de oceaan is eindeloos groot, waar maar geen einde aan komt. Ik kon nergens een einde vinden. Hij was letterlijk einde-loos want ik had geen einde gevonden. Maar oneindig was hij ook niet. Als hij oneindig zou zijn en ik was steeds rechtdoor gegaan dan zou ik nog steeds verder van mijn vertrekpunt zijn gegaan en had ik mijn buurtgenoten nooit teruggezien. Het verschil tussen einde-loos en oneindig kan ik moeilijk bevatten. Ik denk dat oneindig een getal is dat groter is dan alle getallen. Einde-loos is iets dat geen einde bevat, maar dat wil niet zeggen dat het ook oneindig is. Mijn mededruppels konden dit ook niet vatten.

Ik was over deze begrippen nog niet helemaal uit gefilosofeerd toen zich een andere ervaring voordeed. Er kwam een diertje vlak bij mij. Dat had ik nog nooit eerder gezien. Het was een heel afgebakend ding dat zelfstandig was en dat zelfs heel even boven water kon springen. Dat vogels dat kunnen , daar was ik aan gewend , maar niet aan iets dat net als ik in de oceaan leefde.

Ik was altijd gewend geweest dat er eigenlijk geen grens is tussen mij en de andere druppels. Ik voel wel dat er ergens een punt is waar ikzelf niet ben en waar een ander is. Maar een duidelijke overgang tussen de ander en mij heb ik nooit gekend. Nergens is er een punt waar de ene druppel eindigt en de andere begint. Het is altijd zo geweest dat mijn ik overgaat ergens in hem en dat zij overgaan in jullie. Samen zijn we de eindeloze oceaan en we maken hetzelfde mee en doen vrijwel hetzelfde. Dat ik die lange reizen gemaakt heb was dan ook iets heel bijzonders.

Als we zo samen de oceaan vormen is het me onmogelijk me voor te stellen dat er bij een bepaalde atoom bij mij hoort en dat het volgende atoom die van mijn buurman is. Zo werkt dat niet. Er is geen duidelijk te onderscheiden grens waar het ene begint en het andere eindigt. De overgang tussen hem en mij is vloeiend, en ik zou niet weten hoe het anders zou kunnen. Dat is ook altijd zo geweest.

Maar nu ineens is er iets dat zich heel anders aandient. Dat andere ding voelt zich ook anders. Het kan zich afgezonderd van al het andere voelen. Het kan zelfs buiten zijn wereld springen in een andere, in de lucht! Onvoorstelbaar.

Het vroeg het dier hoe hij heette en hij zei: “ik ben een vis en heet Deo”.  Ik vroeg “hoe kan het zijn dat er een scheiding tussen jou en het andere is, en dat je helemaal los van het andere kunt zijn? ”

“Nou”, zei Deo, ”dat lijkt maar zo, want in het echt ben ik verbonden met alles wat leeft, maar jij mist het gezichtsorgaan waarmee je dat kunt zien. Jij hebt er toevallig niet de zintuigen voor, en ikzelf ook niet, maar ik voel het wel. Ik voel dat ik een geheel ben met alles wat leeft om me heen, en dat voelen is van meer belang dan het zien.
Ik weet dat het zo in elkaar zit en als iemand het met mij over dit onderwerp heeft, zoals wij nu, dan zegt die ander soms dat hij niet verbonden is met alles. Ik weet dat dat niet klopt en dat hij dat gevoel mist en dat hij het niet kan voelen. Jammer voor hem. Die andere vis denkt dan dat hij zijn ego is. Hij vindt dan al het andere dan zijn ego minder belangrijk dan hij zelf, omdat zijn ego voor hem het allerbelangrijkste is. En dan zeg ik tegen hem iets wat hij niet echt kan begrijpen: ‘als het ego sterft, ontwaakt de ziel’. Dan kijkt zo’n vis me meewarig aan en ik hoor hem denken: ‘wat een idioot’. Maar ja , daar valt weinig aan te doen”.

“En nog eens iets”, zei Deo. “Ik heb gehoord dat jij de oceaan helemaal bent overgezwommen in tien jaar en dat je er toen niets van begreep dat de oceaan einde-loos is en toch niet oneindig. Dat is toch heel simpel. De oceaan gaat rond de aarde en je hebt wel steeds rechtdoor vooruit gezwommen en toch kwam je weer thuis aan. Dat is logisch als je weet dat de aarde rond is en als je dus begrijpt dat je ook die tweede keer ook in een cirkel hebt gezwommen”.

Ik vroeg: “Is dat dan eigenlijk hetzelfde als met de tijd. Dat die geen begin en geen einde heeft. En dat op het moment dat je zegt “het gebeurt NU” dat je het dan al over iets hebt dat niet nu gebeurde maar in het verleden. Het nu is zo klein dat als je de tijd in atomen zou kunnen onderscheiden, zo klein, dat dan nog het nu altijd al voorbij is voordat je erover hebt kunnen denken. En van de andere kant bestaat de toekomst ook niet. Want als je het over dadelijk hebt is het er nu nog niet. Het verleden is er niet, dat is voorbij. Het nu is er eigenlijk ook niet want dat is oneindig kort en de toekomst is er ook niet want die moet per definitie nog naar je toe komen. Dus bestaat de tijd niet.

Dat klopt, zei Deo. Einde-loos en het oneindige en de tijd zijn net zo onmogelijk bestaanbaar als het van mekaar afgescheiden zijn tussen druppels in een oceaan. We missen domweg de zintuigen om de werkelijkheid te zien zoals hij is en dus verzinnen we begrippen die in zichzelf tegenstrijdig zijn, paradoxen dus eigenlijk”.

Het werd steeds warmer en lucht boven de zee trilde. Er verdampte water. Veel leden van mijn familie verdampten, gingen op in de lucht. Ze werden onzichtbaar en lieten een lege ruimte achter waar ze waren geweest. Die ruimte werd onmiddellijk door hun buren ingenomen. Dat ging zo snel dat je amper merkte dat heel veel verwanten van me verdwenen. Zomaar ineens waren ze weg. Heel hoog boven me ontstonden witte wolkjes die langzaam wegdreven. De zon zakte steeds lager naarmate het avond werd en de wolkjes kregen de mooiste kleuren: rood, oranje, rose, violet.

fuerte ventura (Kopie) (Kopie)

 

(Noot , zie onderaan)

Toen het donker werd zag je die wolkjes niet meer. Je kon wel zien dat ze er nog waren omdat op diverse plaatsen de sterrenhemel onderbroken werd door een donkere plek zonder lichtpuntjes.

Sommige familieleden kwamen al na enkele maanden weer terug in onze omgeving. Dat was dan telkens een hartelijk weerzien met veel emotie. We kregen dan verhalen te horen die ongelooflijk waren. Een neef van me was uit een wolk gevallen en op een schip terecht gekomen. Dat schip gebruikte hem als afwaswater en kort nadat hij op het schip was gevallen werd hij vervuild overboord gestort en dreef hij naar ons toe.

Bij andere familieleden duurde het heel lang. Zo kwam er op een gegeven moment iemand bij ons die zei dat hij driehonderd jaar geleden was verdampt en was opgegaan in een wolk. Hij was heel ver weg gedreven en had zoveel meegemaakt dat er meerdere boeken met zijn verhalen zouden kunnen worden vol geschreven. Hij was zelfs een keer zo ver afgekoeld op zijn reizen dat hij als ijs uit de hemel naar beneden was gevallen. Hij was op een sneeuwvlakte gevallen waar hij ontzettend lang diepgevroren had gelegen, onder een dikke laag ijs. Hij zei dat dat een soort gletscher was geweest. Dat was mij een raadsel. Het was echter wel duidelijk dat hij al een paar honderd jaar geleden overleden had moeten zijn en dat hij toch nog leefde. Hij had dan ook geen familieleden meer die nog leefden. Die waren al een paar honderd jaar geleden allemaal doodgegaan.

Een ander familielid vertelde ook de raarste verhalen. Ik kreeg het idee dat iedereen die na zo’n lange tijd terugkwam psychisch niet meer in orde was. Die andere dus vertelde dat hij op een gegeven moment boven een gloeiend hete zandvlakte was gevallen. Daar was hij meteen weer verdampt en opnieuw in onzichtbare vorm overgegaan. Weer honderden kilometers verder was hij boven een plaats gevallen waar palmen stonden. Daar kwam hij via omwegen terecht in een bassin met veel andere druppels die dezelfde reis hadden gemaakt. Zij werden opgeslokt door een dier waarna ze tientallen jaren in zijn lichaam hadden gecirculeerd. De reis die ze daar binnen in dat dier gemaakt hadden was te onbegrijpelijk om na te vertellen. Echte horror verhalen vertelden ze waarin ze dan weer een rol als bloed speelden, dan weer in darmen onderworpen werden aan terreur van heel gemene zuren, tot ze tenslotte met viezigheid vermengd naar buiten werden gespoten en in riolen werden weggespoeld.

De mooiste verhalen werden verteld door druppels die zeiden dat ze dood waren gegaan. Ze konden me niet uitleggen wat dat was. Maar in ieder geval kwam de vibratie die ik en iedereen zijn hele leven lang hadden gehad dan tot stilstand. Er trilde dan niets meer. Er was ook niets fysieks meer te zien. Ze kregen het me niet uitgelegd maar ze vertelden over een overvloed van licht en liefde en er waren geen begrenzingen van plaats en tijd zoals wij die kennen, omdat ruimte en tijd domweg niet bestonden.

Maar ze kwamen wel allemaal terug en vertelden over zaken die niemand begrijpt. Als ze dan een paar dagen samen met ons onderdeel waren van de oceaan, dan verstomden hun verhalen. Ze begonnen zelf al ook heel snel te twijfelen of het allemaal wel echt was geweest en al heel gauw zeiden sommigen dat het misschien toch wel allemaal onzin was. Dat er niets van waar was geweest. Dat het een bedrog van de zintuigen moest zijn geweest.

Ik vertel dit allemaal maar omdat ik er ook niet goed mee weet om te gaan en misschien begrijpt iemand hoe dit allemaal te verklaren valt. Ik moet het nu vlug afbreken want mijn vriend Deo van een tijd geleden komt eraan.

zeemonster

 

(Noot , zie onderaan)

 

Ik zie hem aankomen. Hij komt recht op mij af en ik voel nattigheid. En jawel hoor, mijn voorgevoel bedriegt me niet. Hij komt recht op mij af, spert zijn bek open en slikt mij in. Ik val uit elkaar door heftige chemische processen en voel niets meer. Mijn zintuigen zijn weg. Mijn verstand staat stil: eindelijk rust en geen gedachten. Ik heb nog nooit eerder meegemaakt dat eindelijk mijn gedachten stil staan. Het is stikdonker. Er wordt aan me getrokken en ik schiet door een stroom water. Ik voel dat het aangenaam warm wordt en er komt een lichtpuntje in de verte.

Het is een hele reis en na een uurtje door een soort pijp geschoten te zijn zie ik het lichtpunt steeds groter worden.  Daarna kom ik in een niet meetbaar grote ruimte, met heel veel licht en een heerlijke warmte. En wat het mooiste van alles is: er is een overweldigend gevoel van liefde.

Dat duurt niet lang. Een stem zegt: “geniet, want dit duurt weliswaar eindeloos maar niet oneindig. Straks ga je weer terug en ben je weer een druppel in de oceaan. Daar moet je opnieuw gaan zwemmen tot je het einde van de oceaan hebt gevonden. En als je dat niet kunt vinden dan kom je hier weer terug  en wordt je na een tijd die eindeloos en toch kort is vanuit hier opnieuw uitgestuurd. Om opnieuw in de oceaan het einde te zoeken. Dat zul je nooit vinden en dus zul je eindeloos steeds maar opnieuw leven. Maar dat maakt niet uit want alles is eindeloos en zoals je intussen al weet: in de werkelijkheid bestaat geen tijd, tijd is een illusie.”

 

 

Noot: de afbeeldingen zijn van glas-in-lood werkstukken  “ik ervaar” . “Fuerte Ventura” en “zeemonster”.