Raadselachtige problemen

-1- Een raadsel .

We hadden wat geld gespaard en besloten met dat geld onze tuin eens te vernieuwen. We orienteerden ons hier en daar en waren helemaal weg van metalen constructies, van aluminium , een soort pergola’s. Daarbij waren kokers, rechthoekig van doorsnee , elegant tot een pergola samengevoegd.

We hebben best wel een grote tuin, met allerlei struiken en bloemen, en een variant op de bruidsluier groeide al snel over de pergola, samen met een grote rozenstruik. Enkele delen van de pergola waren verscholen achter lage struiken, die in de winter groen bleven: laurier.

Lodewijk is altijd erg geinteresseerd in alles in en rond de tuin.
Op een dag komt hij naar mij toe en roept helemaal verbaasd: “Kijk pap, hier is een bout waarmee  een staander  vast moet zitten aan de muur , die ligt los op de grond en de moer is weg.”

Ik keek eens goed en zag dat de staander los zat. De laurierstruik die er stond had dat tot heden onzichtbaar gehouden maar die was verschrompeld en nu zag ik dat die staander gewoon los stond. Ik werd al wat kwaad op de monteur die het kennelijk teveel moeite had gevonden om achter die struik die bout goed te bevestigen.

Ik had echter ook geen zin om hier verder werk van te maken. Ik wilde de bout de dag erna zelf maar vast gaan zetten. Ik ontdekte daarna  dat er echter een hele staander ontbrak. Weer overwoog ik de monteur erop aan te gaan spreken, maar bedacht toen dat ik zijn gegevens niet gemakkelijk zou kunnen vinden. Ik liet het erbij.

Het is nu een week verder en iedere dag van de voorbije week vielen we van de ene verbazing in de andere. Iedere keer bleken er stukken van de pergola verdwenen te zijn. Ook hele struiken verpieterden en verschrompelden. Vanmorgen wilde ik de tuindeuren open doen en de tuin inlopen en ik greep in de lucht! De deuren waren verdwenen en ik kon zo naar buiten lopen.

Ik zie de buurman en roep hem. Hij komt eraan en ik zeg: “begrijp jij waar mijn tuindeuren ineens gebleven kunnen zijn?” “Nou”, zegt hij, “bij ons is een trapje van drie treden van de keukendeur naar buiten ook verdwenen. Daar begrijp ik ook al niets van. En misschien is het niet toevallig dat dat ook van aluminium was.”

Anne-Marie komt erbij staan en zegt: ”Ik wilde vanmorgen thee gaan zetten en kon de fluitketel nergens vinden, onvindbaar. En laat die nou ook eens van aluminium zijn!”

We kijken om ons heen, en ik zeg:”verbeeld ik het me nou, of zien alle tuinen er minder florissant uit? “Dat verbeeld je je niet”, zegt Anne-Marie,”maar het begint toch al herfst te worden. Alhoewel ik vind dat het nu toch wel heel snel gaat.”

We gaan een wandeling maken en zien overal mensen met elkaar praten, en dat is best wel ongewoon. We vangen verbaasde geluiden op. Er blijkt overal iets mis te zijn met de tuinen en de planten die er in staan. Ze zijn op allerlei plaatsen erg verpieterd. Ook blijkt overal wel iets van aluminium verdwenen te zijn. En er zijn geen sporen die tot een verklaring kunnen leiden. De mensen snappen er niets van.

-2- Moord.

Onze aandacht word gevangen door een groep mensen die opgewonden door elkaar praten. Een vrouw vertelt ons: “Mijn achterbuurman liep door zijn tuin, ik riep hem nog goedenmorgen toe en ik zag dat iemand hem van achteren vastpakte. Hij hield zijn arm om de hals van de buurman geklemd en kneep hard. Mijn buurman verzette zich niet. Ik rook heel vaag een lucht van ether. Het hoofd van mijn buurman verkrampte in een houding van doodsangst. De vreemde draaide met een ruk aan het hoofd. Ik hoorde iets kraken en mijn buurman viel dood op de grond. Die vreemde man wandelde gewoon weg alsof er niets was gebeurd. En hij is nergens meer te zien.”

Er komt politie aan en die gaat omstandig iedereen wegduwen. Ze spannen een lint en gaan de vrouw een verklaring afnemen. Ze beschuldigen haar en vragen waarom zij de buurman niet  te hulp was geschoten en waarom zij de vreemde moordenaar niet achterna was gelopen. De vrouw zegt dat zij als verlamd was. Ze zegt dat zij een vage lucht van ether heeft geroken en de politie besluit dat zij een alcoholtest moet doen. Omdat dat niets oplevert nemen ze haar mee naar het politiebureau, want ze verdenken haar van drugsgebruik.

We lopen verder. We zijn verbaasd en ontsteld door het gebeuren van daarnet. En dan zeg ik tegen Anne-Marie: ”Het lijkt wel of daar een stel huizen weg zijn. Ik kan me niet herinneren dat ik gezien heb dat die gesloopt werden.” Anne-Marie zegt:”Nu je het zegt, daar stonden vijf huizen waar nu een kaal terrein is.”

We komen weer dichter bij ons huis aan en zien daar ook een groep mensen . Er is een politieman mensen aan het horen. Wij vertellen dat er een eindje verderop een aantal huizen verdwenen is. De politieagent kijkt ons aan alsof we gek zijn en negeert ons verder. Hij vraagt allerlei details aan de mensen. De mensen vragen wat er aan de hand kan zijn. De agenten negeren die vragen. Ze zijn er alleen maar om zelf vragen te stellen, niet om de burgers te informeren: ”wij stellen hier de vragen”, zeggen ze. Een verslaggever zegt tegen me dat hij de agenten vanochtend is gevolgd en dat er al op tien plaatsen een moord is gebeurd en steeds op dezelfde manier. Een stevige arm om de hals door iemand van achteren, een draai aan het hoofd en een korte krak. Anne-Marie en ik gruwen ervan en zijn ontsteld.

De verslaggever gaat naar zijn auto en wij zien een man achter hem gaan staan. De verslaggever wordt zonder veel omhaal vermoord en we ruiken een flauwe geur van ether. De moordenaar steekt de stem-recorder van de verslaggever in zijn zak en verdwijnt. Wij staan perplex. We zijn te verbaasd om iets te doen.

-3- Wijken verdwijnen en verschijnen.

Ik pak mijn fiets en ga nieuwsgierig rondkijken. Ik kom in een andere wijk van de stad. Ik zie tot mijn stomme verbazing dat bijna alle huizen van die wijk verdwenen zijn. Er is een kale zandvlakte, met hier en daar wat onkruid . Midden in die vlakte staan her en der nog een paar huizen. Die staan er verloren in die leegte. Ze zien er verwaarloosd uit. Ze vergroten door hun aanwezigheid het raadselachtige beeld . Het ziet er daardoor nog vreemder uit dan wanneer ze er niet zouden zijn geweest.

Ik begrijp er niets van en fiets verder. Op een plaats waar ik dacht dat de stad eindigde, begint een nieuwe wijk. Die ziet er heel mooi uit. Er staan alleen vrijstaande huzien, met bloeiende groene tuinen eromheen. Alles ziet er verzorgd uit, nergens rommel of onkruid. Kinderen spelen op straat en rond de huizen. Vreemd is dat alle kinderen er anders dan normaal uitzien. Het verschil is de haargrens op het voorhoofd. Het lijkt wel alsof de hoofdharen boven het voorhoofd weggeschoren zijn tot halfweg de kruin. Alle kinderen hebben dat. Voor de rest ziet de wijk er uit zoals de onze er uit zag, maar dan nog wat verzorgder.  Alles ziet er rijk en luxe uit. Dan zie ik het opeens: het aluminium van mijn huis is verwerkt in een huis daar. Mijn pergola is er in de tuin en mijn tuindeuren zie ik in een huis. Ik weet het zeker, en het zou toch wel erg toevallig zijn als dat niet van ons was.

Ik kijk op TV en op internet en nergens komt er ook maar een bericht over deze gebeurtenissen.Ik vermoed dat de media op de een of andere manier over dit onderwerp monddood worden gemaakt.

Het is twee dagen verder. Lodewijk roept me uit mijn slaap: “Papa, kom vlug kijken, alle huizen bij ons in de buurt zijn weg”. Ik begrijp dat alles wat ik tot heden heb meegemaakt geen grap meer is. Aan ons huis is geen stukje aluminium meer te bekennen. Ook alle voorwerpen van aluminium zijn verdwenen. Alle struiken en bomen zijn verdord en ingekrompen. Waar eerder de huizen en tuinen van de rest van de wijk waren is er nu een kale ruimte met zelfs geen resten van huizen. Alleen wat gras en onkruid is er nog te zien. zonsondergang (Kopie)

We mogen van veel onverdiend geluk spreken dat wijzelf er nog zijn: mijn Anne-Marie en mijn twee zonen en ikzelf. Zelfs ongedeerd en wel. Want alle mensen uit onze wijk zijn ook verdwenen. Ik begin me af te vragen waarom het lot me nog niet getroffen heeft , van een sterke arm om mijn hals en een draai aan mijn hoofd, met de dood tot gevolg. Is dit een kwestie van mazzel of is er een andere reden?

-4- Een verdedigingsplan

Ik neem contact op met vrienden. Enkele vrienden geven geen gehoor. Ik ben bang voor het ergste. Mijn vriend Sjaak geeft gelukkig nog wel gehoor en hij is degene waarmee ik nu het beste kan overleggen.

We komen bij elkaar voor overleg. Ik fiets naar hem toe en zie her en der compleet verlaten vlakten, waar eerst levendige wijken waren. Ik zie ook nieuwe wijken en daar zijn overal kinderen die zich duidelijk onderscheiden door hun opvallende, terugwijkende haargrens op hun hoofd. Ze zien er allemaal gezond en levendig uit. Dat is wel wat anders in de andere wijken die ik al onze wijken noem, waar de kinderen somber rondlopen. Daar hoor ik ook op veel plaatsen vrouwen huilen. Ik ril bij de gedachte  hoeveel mannen hier de nek is gebroken.

Ik zeg tegen Sjaak: ”Hoe kan het toch dat al die mannen ongestraft vermoord kunnen worden, dat al die huizen verdwijnen, dat overal de begroeing verpietert ? Wat betekent het feit dat er overal aluminium verdwijnt en dat je dat terugziet in die nieuwe huizen van die mensen met die aparte kinderen?”

We bedenken van alles, maar onze fantasie schiet tekort om een verklaring te vinden. Sjaak zegt: ”Kijk, om iets aan dit ontzettende probleem te kunnen doen moeten we de oorzaak begrijpen. En dat kunnen we niet. En nu dit eenmaal zo is kunnen we ons misschien toch maar beter concentreren op de vraag hoe we hen kunnen aanpakken. Dan kunnen we ons beter afvragen waar hun zwakke plek zit en of we daar iets mee kunnen. Anders komen we nooit verder.”

Ik zeg: ”Nu bedenk ik iets. Ik was aan de haven en tegen de havenhoofden klotst de zee altijd. De laatste week zie ik er een dikke laag schuim. Die lijkt op het schuim dat altijd wel door de branding en de wind ontstaat, maar bij die havenhoofden stond geen stevige wind en toch ligt er ongewoon veel schuim. Soms wel een meter dik. Ik zag er ook een stel meisjes die de zee in wilden. Van die meisjes met een hoge haargrens. Dus meisjes van de vreemden. Die meisjes wilden in het water en meteen  bij de eerste aanraking schreeuwden ze het uit en sprongen terug naar de kant. Ik vroeg me af waarom dat zo was. Ik ging dus naar het water en voelde aan het schuim. Daar was niets geks mee. Ik sprong in het water, dwars door die laag schuim en alles was als altijd. Er is misschien iets met die meisjes dat anders is dan bij ons en waardoor ze kwetsbaar zijn voor dat schuim. Het is trouwens ook toevallig dat dat schuim nog nooit zo dik is geweest als nu. Net nu die vreemdelingen komen en al die vreemde dingen gebeuren.”

We praten verder door en komen tot de conclusie dat we niets van dat alles begrijpen maar dat er op de een of andere manier misschien iets te bereiken valt met dat schuim.

Een andere vriend van me is bij de brandweer.  Sjaak en ik gaan naar die man, Ger. We stellen voor dat Ger een brandweerwagen “leent” en dat we er samen mee naar de haven rijden. Ger maakt de grote reservoirs leeg en op onze aanwijzing vult hij ze met een mengsel van weinig zeewater en veel schuim. Hij laat de compressors flink draaien en zo wordt het schuim samengeperst en nog wat meer met het zoute water vermengd.

We gaan met de brandweerwagen naar een chemiebedrijf. Het is er stil. Normaal is het er heel bedrijvig maar er zijn teveel mensen uitgevallen dan dat het bedrijf normaal kan draaien. Er is een afdeling die kunstmestkorrels en kunstofkorrels maakt en daar gaan we met zijn drieen heen. We zoeken de baas van die afdeling. We hebben amper ons vermoeden verteld of de baas legt alles stil, hij laat de apparatuur schoonspoelen en vult die met het mengsel uit de brandweerwagen. Hij zegt: “ik heb iets moois voor deze situatie”. Hij laat een speciaal geweer zien. “Daarmee kun je kunstofkogels schieten. Het wordt onder andere door kunstenaars gebruikt om hun kunstwerken in beton vorm te geven.” Ik begrijp dit niet maar laat het zo. De korrels van verhard zeewater met schuim worden in hulzen geduwd door een verpakkingsmachine en een vrachtwagen wordt  gevuld met alle hulzen en geweren.

-5- Politiek

Dat komt het grootste probleem: hoe zorgen we dat het leger in actie komt met deze wapens? PieterJan is een oude vriend van me. Hij zit hoog in de politiek: hij is de leider van de grootste fractie in de stadspolitiek en plaatsvervangend Burgemeester. Ik leg hem uit wat we tot heden meegemaakt hebben . Daar weet hij natuurlijk alles van. Dan vertel ik hem de gedachte die bij Sjaak en mij is ontstaan, dat we misschien met die schuimkogels een goed wapen hebben. Hij waarschuwt  ons dat dit niet zo eenvoudig is als het lijkt. Het leger mag niets doen zonder opdracht van het stadsbestuur en het stadsbestuur moet zo’n belangrijke besligging eerste voorleggen aan de raad en dus aan alle fracties. Hij zegt:”we weten het niet, maar het zou kunnen dat die kogels vernietigend zijn voor die bewoners . De bewoners dus uit die wijken met kinderen met een hoge haargrens. Als die mensen daaraan overlijden hebben we een soort genocide gepleegd en daar kunnen we nog veel jaren last van krijgen. Het zou ook kunenn dat we dan als gemeente de schade moeten vergoeden die we aanrichten door eventueel die medeburgers te doden. Ik zou daar toch eerst een juridisch advies over willen inwinnen.”

“Hoezo, medeburgers?” zeg ik. ”Staan ze in het bevolkingsregister? Ik betwijfel dat. Ik denk eerder dat het geen medeburgers zijn, maar een heel ander soort mensen. Kijk maar naar die aparte haargrens. Kijk eens naar al dat verdwenen aluminium. Kijk eens waar al die huizen, wijken en begroeiing verdwenen zijn. En niet te vergeten, naar die grote hoeveelheid moorden.”

“Nee”, zegt PieterJan: “bewijzen!  Eerst moet er aangifte gedaan worden, dan moeten ze beschuldigd worden, dan berecht en veroordeeld en daarna pas kunnen we juridisch gezien wat doen. Ik wordt helemaal rebels. Ik zeg:”Kom nou PieterJan, al die duizenden moorden die gepleegd zijn de laatste week. Wie heeft dat gedaan?”

“Dat weet ik niet” zegt Pieterjan,” als er moordenaars zijn, moet de politie die opsporen, de rechter moet ze berechten en veroordelen, en ook hoger beroep is altijd mogelijk. Het is ook heel goed mogelijk dat er vrijspraak komt wegens gebrek aan bewijs, want heel veel getuigen zijn intussen dood. En wij als stadsbestuur hebben daarin geen enkele bevoegdheid. Het enige wat we kunnen doen is nagaan of die mensen zijn ingeschreven en belastingen betalen, zoals wetteljik verplicht. Ook kunnen we ze met de politie op de huid zitten. Maar ik weet dat de politie al alles doet wat ze kan.” Ik spuug het uit: “PieterJan, ik had je hoog staan, maar nu helemaal niet meer. Ik heb genoeg van die onzin. Er is sprake van een oorlog zonder een oorlogsverklaring. Als jij niets doet doe ik het zelf. Bonjour!” “Als je overtredingen  begaat die je van tevoren aankondigt, dan ben ik verplicht je aan te laten houden”, zegt PieterJan. Ik sla de de deur in zijn gezicht dicht en ga weg, met Sjaak en Ger.

-6- Elektronica

Er is een groot communicatie-probleem. Niets doet het meer. Niet alleen internet, de TV , de computers, maar alles wat maar iets met digitale elektronica te maken heeft, werkt niet meer.

Louis neemt contact met me op. Hij is een vriend van vroeger, toen we samen elektronica studeerden. Hij zegt dat hij iets ontdekt heeft. De vreemden hebben een apparaat gemaakt dat onzichtbaar licht geeft. Dat is niets bijzonders, maar is is niet infra-rood of ultra violet, maar gewoon geel. Normaliter is geel licht zichtbaar,maar door een speciaal elektronisch filter is het kennelijk onzichtbaar gemaakt. Hij zegt:”Ik merkte dat een vreemdeling een bundel van dat gemanipuleerde licht op het huis van een van onze burgers richtte en dat goed scherp stelde. Ik kwam daar achter toen ik een experiment deed om te kijken of ik hen op afstand kon afluisteren. Ik merkte toen dat zij zich intens voorstelden dat ze met die straal onze elektronica kapot maakten, en dat toen ineens al die elektronica uitviel. En niet zomaar voor even, maar definitief. Toen ik daar achter kwam heb ik datzelfde zelf ook uitgeprobeerd op een huis van een vreemde en er gebeurde niets. Ik ging analyseren waarom er bij hen niets gebeurde en ik merkte dat al hun elektronica niet digitaal maar analoog was. Daarna ben ik een huis van een van onze eigen burgers gaan bestralen met zo’n messcherpe gele straal. Vrijwel al onze elektronica werkt digitaal. Ik dacht er met overtuiging bij dat die straal de elektronica stuk maakte en jawel hoor, bij alle apparatuur was het bingo. Alles viel uit. Er onstond best veel paniek bij die mensen in dat huis.”

-7- Schuimoorlog

Ger rijdt de vrachtwagen met de wapens en ik rijd naar de kazerne. Ik vraag aan de kazerne-commandant of hij een compagnie soldaten kan missen om een nieuw wapen uit te testen. Bij het horen van het woord “nieuwe wapens ” is de commandant meteen enthousiast, voor zo’n onderwerp is hij altijd in.

Binnen tien minuten staan er twintig militaire voertuigen vol met soldaten klaar om mee te gaan. Ik heb verteld dat de wapens al in de vrachtwagen liggen en dat iedere soldaat kan pakken wat hij wil.  We rijden door de stad en komen in een wijk die gedeeltelijk verwoest  is en voor een klein gedeelte  nog overeind staat, in een gehavende staat. Alle aluminium is er overal verdwenen. Allerlei constructies hangen daardoor te draaien in de wind of wijzen de verkeerde kant op.

We rijden express heel langzaam tot ik zie waar ik op hoopte: een man pakt een andere man van achteren stevig vast met een arm om de hals , draait zijn nek om en iedereen moet even slikken bij het horen van de dodelijke knak.

“Hebben jullie dit allemaal gezien?” vraag ik hardop en uit heel veel kelen klinkt het “ja!”

Ik roep naar de dader:”blijf staan of ik schiet. De man doet alsof hij me niet gehoord heeft. Ik pak mijn geweer en schiet een schuimkogel in zijn lichaam. Hij desintegreert.

Een mens net als wij allemaal zou van zo’n kogeltje hoogstens alleen maar een zere plek overhouden, maar die man lost helemaal op. Uiteindelijk blijft er een plasje op de grond over en met een sissend geluid verdwijnt ook dat weer.

De commandant is helemaal overtuigd. Hij zegt: “ik heb het helemaal gehad met de politiek. Die laten ons liever allemaal doodgaan, dan dat zij hun regeltjes overtreden. Ik ben er al dagen van overtuigd dat het oorlog is. Zonder een oorlogsverklaring van de aanvaller. Dat wij gewoon uitgeroeid worden als we niets doen.Ik ga die oorlog aan. En straks , als dit voorbij is, klaag ik de gemeenteraad en het stadsbestuur aan omdat zij hun meest fundamentele taak niet hebben gedaan: hun bevolking beschermen.”

“Commandant”, begin ik. “Zeg maar Paul”, zegt hij. “Paul, als je die allochtonen aan wilt gaan pakken, hoe had je dat gedacht? Hoe weet je welke mensen vreemdeling zijn en of die ook allemaal moordenaar zijn?”. “Ik vind dat ze allemaal dood moeten, het is oorlog en als we dat op de juridisch correcte manier gaan doen dan zijn wij zelf dood voor we uitgepraat zijn en is er niemand van ons meer over.”

Ik zeg:”er is nog iets.  Onze soldaten zijn straks in een mum van tijd dood. Als de tegenstander door heeft dat de soldaten hen willen desintegreren dan gaan ze zich verdedigen. Tegen hun aantal zijn onze soldaten nooit opgewassen. Ik weet bijna zeker wat de oplossing is: ze moeten zich onzichtbaar maken. Ik heb ontdekt hoe dat kan. Ze moeten een heel dun laagje van dat schuim over zich heen hebben en zich stevig inprenten dat ze onzichtbaar zijn. Als ze dat met overtuiging doen, dan zijn ze onzichtbaar voor de vijand en dus onkwetsbaar. ”

Hoe weet je dat””, vraagt Paul. Ik zeg: “Ik ben in zee geweest daar bij dat schuim en zo’n kind van een vreemdeling zei tegen me dat het me ineens bijna niet meer kon zien. Toen heb ik me ingeprent dat ik onzichtbaar was en het kind liep huilend naar zijn moeder en zei dat ik een duivel was omdat ik me onzichtbaar kon maken.”

Paul zegt: “Dat is fantastisch, dat moeten we gebruiken. Alleen moeten we nu nog bepalen wie er aldan niet een vreemdeling is, dat is nog een probleem.”

“Ik weet daar ook wel iets op”, zeg ik, “we schieten naar alle mannen die we tegenkomen een kogeltje. De mannen die van ons zijn zullen hoogstens even schrikken. Dat moeten we op de koop toe nemen. Het is trouwens maar een kogeltje zo groot als een kunstmestkorrel, dat stelt niets voor. PieterJan en zijn stadbestuur zullen dit ook wel wederrechtelijk vinden, maar het is de enige effectieve manier. En als het oorlog is, is effectiviteit het belangrijkste waar het om draait.”

Paul knikt en hij geeft zijn mannen opdracht om in de hele stad een straatverbod en verbod tot bewegen in te stellen en te bewaken en vervolgens huis na huis op iedere man een schuimkogel te schieten. Hijlegt ze nadrukkelijk uit hoe ze zich moeten beschermen, met schuim en een intense eigen overtuiging.

De soldaten gaan tot actie over en die actie verloopt gesmeerd en snel.

Tot onze grote ontsteltenis blijkt na afloop dat de schade enorm is. Driekwart van alle mannen is verdwenen. Ofwel gedood door de moordenaars , ofwel het zijn de moordenaars zelf.

Het is natuurlijk altijd mogelijk dat een aantal vreemdelingen geen moord heeft gepleegd. Die hebben dan wel de schijn tegen want ze wonen in huizen met een overvloed aan componenten van gestolen aluminium . De mannen die overgebleven zijn  wonen in huizen die er vervallen uitzien , zonder enig aluminium en met een tuin zonder  normaal groeiende planten.

Dit alles is in een paar uur gedaan en we besluiten dat het hiermee niet afgewerkt kan zijn. De vijand moet geheel verslagen worden anders komt het probleem straks terug. Dan heeft de vijand intussen tegen onze middelen verweer gevonden en dan gaat het alsnog mis. Sjaak en ik praten zo op Paul in en die knikt instemmend. Hij vraagt dus:”hoe maken we definitief een einde aan dit gevaar?”

Ik zeg : “ik weet niet waarom, dat is me totaal onduidelijk, maar alles wat met de vijand en de vreemdelingen te maken heeft is als de dood voor dat schuim. Ik moet weer aan die meisjes denken die in zee wilden bij het havenhoofd en hoe die zich wild schrokken. Ik denk dat we resultaat kunnen boeken met dat schuim. Als we nu eens traangasgranaten vullen met geperst schuim. Dan gaan we naar die wijken en leggen er een deken over heen.”

Paul zegt: ”een beter idee heb ik niet , dus we kunnen het altijd proberen”

De soldaten vernevelen het geperst schuim over de wijken en huizen van de vreemden. Een heel lichte nevel verspreidt zich en alles desintegreert.  Waar de nevel onze eigen wijken raakt, gebeurt er niets. Onze huizen met alle voorwerpen en mensen erin zijn onkwetsbaar voor dat schuim. Van al het vijandige is er uiteindelijk niets meer over.

-8- Herbouw

Het is een ongekend drama. De stad was een mooie welvarende stad, met goed onderhouden  wegen en openbaar groen, alle mooi en goed in orde. Nu liggen er overal grote open vlakten waar de wijken vernietigd zijn. Hier en daar accentueert een vervallen huis de leegte.

We hebben wel een ding van die vreemden geleerd: hoe belangrijk aluminium is, belangrijker dan goud. Zo belangrijk dat de vreemden er alles voor deden om aan dat metaal te komen, en ze steelden dat metaal van ons. We weten nu wat ze ermee doen: ze maken hun huizen en al het andere veel mooier en steviger en onderhoudsvrijer dan onze huizen altijd zijn geweest. Ze brengen op het aluminium een coating aan waardoor het heel andere eigenschappen  krijgt: sterker en onverslijtbaar. Ieder gewenst effect van de buitenkant kan ingesteld worden, mat of glanzend, golvend of strak.

Bij het nieuwe elan voor de herbouw hoort ook een herbezinning op strukturen die in de lange loop der tijden waren gegroeid en die nu niet meer zo logisch lijken.

Zo is er een grote conferentie van mensen die met de elektronica van de toekomst begaan zijn. En dat zijn bijna alle technici , bestuurders en ondernemers van de stad en de hele regio.

Op die conferentie steelt Louis, als een van de meest gezaghebbende deskundigen de show. Hij vertelt hoe de vreemden zichtbaar licht onzichtbaar kunnen maken, hoe dat licht alle digitale elektronica kan uitschakelen. Hij vertelt dat iedere misdadiger in principe zo de hele maatschappij ondenkbare schade kan berokkenen. Alleen al het uitschakelen van internet is een onoverzienbaar verlies. “Maar,”  zegt Louis, ‘’vrijwel alles wat elektrisch werkt heeft ergens wel een digitale component. De energiecentrales bijvoorbeeld leveren wel geen digitale stroom, maar zonder de digitale computers functioneren ze ook niet meer.’’

Hij vertelt nog eens voor iedereen die het niet meer weet, dat alle elektronica en ICT digitaal geworden is uit beperkingen die in het verleden bestonden, maar die nu niet meer relevant zijn. De ponskaart en het relais konden alleen een signaal in een stand aan of uit, dus digitaal, leveren. Signaaloverdracht was in het grijze verleden veel betrouwbaarder als dat digitaal verliep dan bij een analoge verbinding. Maar dat zijn voorbije zaken. In principe kunnen alle apparaten bijna oneindig meer presteren als ze analoog zijn dan wanneer ze digitaal werken. Per signaal is het dan niet alleen mogelijk dat er een aan of een uit is, een een of een nul. In principe kunnen per ieder moment ook alle waarden daar tussen in gaan bestaan en het aantal mogelijke waarden is dan in theorie niet begrensd.

Hij voegt er nog een laatste annecdote aan toe: “ik was in een huis waar het vol stond met apparatuur. Die werkte geen van alle meer door de actie van de vreemden. Ik vond op zolder nog twee apparaten. Een was een oude platenspeler en daar kon je de grammofoonplaten nog op afdraaien en horen. Die platen zijn analoog. En een oude cd-speler, digitaal, deed natuurlijk niets meer.  Er was ook een fiets met een dynamo en gloeidraadlampje, en ook dat werkte, want het werkt analoog. Al het andere werkte niet meer.”

De omschakeling van de computerlogica duurt al lang en de herbouw ook, maar de vooruitzichten zijn geweldig. Maar de tranen wegens de omgekomen mensen zullen ook nog lang vloeien…

… einde van de droom, ik word wakker en ga schrijven.

====================================================